

Triopas
VERDER KIJKEN NAAR TRANSFORMATIE EN STEDELIJKE VERNIEUWING

copyright © 2016 Triopas
onderscheidenmogelijkheden
een essay over stad, gebouw en haar onderliggende orde.
0.
Al in de jaren 60 van de vorige eeuw is door verschillende architecten gewezen op de eenvormigheid en gebrek aan identiteit van het moderne leven en de (stedelijke) ruimte waarin dat leven zich afspeelt. Vanuit verscillende invalshoeken hebben de architecten A. Rossi en R. Venturi de gebouwde omgeving aan een nader beschouwing onderworpen. Hun analyses zijn nog steeds waardevol en actueel.
1
In zijn boek "The architecture of the city" 1 bespreekt Rossi zijn visie op de stad en haar architectuur. Rossi stelt de stad niet voor als een systeem of mechanisme maar als een bouwwerk, als "man-made object" waarop analyses geen vat hebben. De stad wordt vooral beschreven door haar architectuur omdat de architectuur toch in de eerste plaats de realiteit van de stad, zoals die zich aan iedereen voordoet, vormt.
De elementen van de stad ("urban artifacts") ontlenen hun betekenis aan hun plaats in de stad als onderdeel van een geheel. Voor Rossi vormt de stad een totaliteit die meer is dan de optelling van haar delen. Rossi beschouwt de afzonderlijke stedelijke elementen (zoals gebouwen, pleinen en straten) in relatie tot het plan en de ervaring van de gehele stad.
De elementen van de stad hebben een betekenis als individueel element door de permanente kenmerken en eigenschappen die ze volgens Rossi per definitie bezitten. Om dit aspect te verduidelijken maakt Rossi gebruik van de begrippen typologie en collectief geheugen.2
De belangrijkste elementen van de stad zijn volgens Rossi de woongebieden ("residential areas, dwelling areas") en de primaire elementen ("primary elements"). De woongebieden worden hierbij niet als funktionele categorie omgevat maar, vanwege hun sterke aanwezigheid in de stad, als beeldbepalend element. Ze zijn een wezenlijk bestanddeel voor het beeld en de structuur van de stad. De woongebieden zouden aangeduid kunnen worden als het stedelijk weefsel. De woongebieden zijn een relatief neutrale maar constante en alom aanwezige factor die de continuïteit van de stad waarborgen.
De primaire elementen zijn daarentegen veel meer singuliere momenten of objecten in een stad. Ze zijn op zichzelf staande gegevenheden die binnen een stad zowel letterlijk als figuurlijk een speciale plaats innemen.
De primaire elementen bezitten specifieke eigenschappen en kwaliteiten waardoor ze een uitstraling over de stad hebben. Ze kunnen bepalend zijn voor ontwikkelingen in de stad; ze kunnen bepaalde ontwikkelingen versnellen maar ook vertragen.
Binnen de primaire elementen nemen de monumenten een speciale plaats in vanwege hun uitzonderlijke (vaak architectonische) kwaliteiten waardoor hun autonomie en permanente aanwezigheid benadrukt worden.
Rossi probeert te verduidelijken dat er een bepaalde relatie en overeenkomst bestaat tussen gebouw en stad. In zekere zin bepleit Rossi de zienswijze die voor het eerst in de Renaissance door L.B.Alberti is opgetekend: het gebouw is als een kleine stad en de stad is als een groot gebouw. Rossi ziet in dat de kaart, de plattegrond van de stad eenzelfde effect op de stad kan hebben als een enkel gebouw. Voor Rossi is de "kaart" van de stad ("plan") dan ook een primair element.
Rossi stelt de toepasbaarheid van het begrip architectuur voor op de verschillende schaalniveaus. Door de stad als architectuur te beschouwen benadrukt hij de onderlinge betrokkenheid van stad en gebouw.
Het onderscheid dat Rossi in zijn theorie aanbrengt tussen de woongebieden en de primaire elementen (en de inzichten die hiermee gepaard gaan) is van groot belang. Het doet je beseffen welke status een gebouw in een stad kan hebben (monument of onderdeel van het weefsel?). Het maakt je bewust van de onderlinge verhoudingen in een stad - en wat misschien belangrijker is - hoe een bepaald gebouw zich verhoudt of zal verhouden tot de stad als geheel of de andere elementen in de stad.
De betekenis van het monument voor de stad is erg groot. De uniciteit van het monument speelt daarbij een grote rol. Bovendien is het monument een autonome (architectonische) gebeurtenis in de stad (en moet dat zelfs zijn) waarop de architect een duidelijk persoonlijk stempel kan drukken. In die zin is het ontwerpen van een monument de meest aantrekkelijke opgave voor een architect. Het monument krijgt zijn betekenis door zijn singulariteit, met andere woorden: er is binnen één geheel (de stad) slechts plaats voor enkele monumenten. Het ontwerpen van monumenten (hoe aantrekkelijk ook) is in een stad dus niet altijd op zijn plaats. Zonder een context (meestal een stedelijk weefsel) hebben monumenten geen enkele betekenis. De verhouding tussen monumenten en het stedelijk weefsel dient in het oog gehouden te worden.
Je zou het mislukken van de "Moderne Stad" kunnen verklaren uit een problematische verhouding tussen monumenten en stedelijk weefsel. De Moderne Beweging (gepersonifieerd in de C.I.A.M.) stond een stad voor die eigenlijk alleen uit monumenten bestaat. Alle gebouwen in de "Moderne Stad" staan vrij in de ruimte. Ook de woongebouwen zijn vrijstaande gebouwen die hun ruimte opeisen. Ieder gebouw in de "Moderne Stad" vormt een centrum. Als structurerend element (het "bindmiddel") van de "Moderne Stad" is het verkeerssysteem voorbestemd. Maar in plaats van een samenhangend geheel van de stad te maken versterkt het (hiërarchische) verkeerssysteem de geïsoleerde en vrijstaande positie van de afzonderlijke stedelijke elementen. Van een stedelijk weefsel kan op die manier geen sprake zijn. De "Moderne Stad" heeft daardoor te maken gekregen met wat je een identiteitscrisis zou kunnen noemen. In principe kent de "Moderne Stad" genoeg monumenten die identificatie mogelijk maken. Het probleem is echter dat die monumenten door een gebrek aan context (zoals een stedelijk weefsel) betekenisloos geworden zijn voor de stad en haar inwoners. Het gebouw in de "Moderne Stad" kent buiten zichzelf eigenlijk geen betekenis.
Het (ontwerpen van een) gebouw heeft echter een betekenis die verder reikt dan het gebouw zelf. Met het gebouw wordt ook zijn omgeving (de stad) ontworpen en gebouwd. Het ontwerpen van een gebouw in een stad betekent ook het maken van een plan voor die stad of, anders gezegd, met en door het plan voor een gebouw wordt de stad waarin het gebouw zal staan geïnterpreteerd.
2
Vrijwel gelijktijdig met de reactie op het naïef funktionalisme waarmee Rossi in Europa naar buiten kwam publiceerde Venturi in Amerika zijn boek " Complexity and Contradiction in Architecture ".3
Venturi benadrukt in dit boek het belang van "a complex and contradictory architecture based on the richness and ambiquity of modern experience" .4
Architectuur is (zoals eigenlijk ieder fenomeen in deze tijd) niet eenduidig. Iedereen beleeft architectuur anders. Bovendien verandert de beleving en waardering (van individu of cultuur) ín en met de tijd. Complexiteit en contradictie spelen hierbij volgens Venturi een belangrijke rol. Venturi keert zich tegen de visuele armoede waarin de architectuur van het functionalisme vervallen is. Hij maakt duidelijk dat een visuele kwaliteit voor de architectuur onontbeerlijk is. Venturi stelt dat de visuele kwaliteit - en daarmee de waarde van de architectuur - vooral gelegen is in de complexiteit en contradictie van de architectuur zelf. Architectuur is een uitermate complex fenomeen dat bepaald wordt door zeer veel uiteenlopende aspecten (van omgeving tot constructie en van persoonlijke expressie tot functioneel programma). Deze aspecten zijn vaak met elkaar in tegenspraak. Een totale orde of eenheid waarbinnen deze tegenspraak is opgeheven vormt voor Venturi een fictie. Alleen uitsluiting of verwaarlozing van aspecten kan zo'n orde of eenheid bewerkstelligen. Venturi pleit echter voor een "difficult unity of inclusion rather than the easy unity of exclusion" 5 ; Venturi pleit voor een eenheid waarbinnen complexiteit en contradictie een plaats krijgen.
Met een groot waarnemingsvermogen en aan de hand van veel voorbeelden zet Venturi in zijn boek uiteen hoe complexiteit en contradictie in de architectuur het beste tot hun recht kunnen komen. Een begrip dat daarbij een grote rol speelt is dubbelzinnigheid ("ambiguity"). Juist een dubbelzinnigheid maakt duidelijk dat architectuur geen eenduidig maar een complex fenomeen is dat op meerdere manieren geïnterpreteerd kan worden. Dubbelzinnigheid doet kortom recht aan het fenomeen architectuur.
Het gebruik van oude bekende elementen ("conventional elements") in de huidige architectuur is voor Venturi een middel om aan de dubbelzinnigheid van de architectuur uiting te geven. Naast een oude betekenis d.m.v. associaties roept het oude en bekende element ook een nieuwe betekenis op door de nieuwe situaties waarin het geplaatst is. Venturi verdedigt een bepaalde vorm van eclecticisme (....). Hij maakt in ieder geval duidelijk dat de uit het verleden overgebleven elementen ("vestigial elements") hun betekenis voor de architectuur hebben.
Venturi onderscheidt echter meer mogelijkheden om complexiteit, contradictie en dubbelzinnigheid tot stand te brengen. Een aantal van deze mogelijkheden zijn de juxtapositie van (verschillende) elementen ( "The Phenomenon of Both - And in Architecture"), het gebruik van elementen met meer dan één bedoeling (" The Double-Functioning Element"), de aangepaste tegenstellingen ("Contradiction Adapted") en de naast elkaar geplaatste tegenstellingen (“Contradiction Juxtaposed”). Speciale aandacht schenkt Venturi aan het verschil tussen binnen en buiten. Het contrast tussen binnen en buiten kan nl. een belangrijke manifestatie van contradictie in de architectuur betekenen. Venturi benadrukt het belang van de muur als ruimtescheidend element.
Een architectuur van complexiteit en contradictie, van dubbelzinnigheid en paradox, betekent geenszins de uitsluiting van eenheid of een ordenend principe. Venturi benadrukt in zijn boek de idee van een geheel, een totaliteit die weliswaar moeilijk te bereiken is maar niet gemist kan worden in een architectuur van complexiteit en contradictie. De compositorische aspecten van de architectuur (zoals de verhouding deel - geheel) zijn belangrijk maar hoeven niet altijd eenduidig te zijn. Ook in het compositorische aspect (de relaties tussen deel en geheel) kan dubbelzinnigheid voorkomen. Venturi onderkent dat verschillende en elkaar soms tegensprekende niveaus tegelijk in de architectuur werkzaam kunnen zijn. De paradox van het gehele fragment of het fragmentarische geheel is een voorbeeld van een dubbelzinnige relatie tussen deel en geheel.
Het samenbrengen van de delen tot een geheel betekent niet dat de zelfstandigheid van de delen in het geding komt. Het complexe geheel impliceert dat de delen hun zelfstandigheid bewaren. Een geheel of totaliteit kan tot stand komen of gesuggereerd worden door gebruik te maken van de eigenschappen of de kwaliteiten van de (zelfstandige) delen. Venturi gebruikt hiervoor de term "inflection ".
Een geheel ontstaat door het samenbrengen van een aantal delen of fragmenten volgens een bepaald ordenend of leidend principe (of de suggestie daarvan). Afwijkingen op het gehanteerde principe zijn daarbij zeker niet uitgesloten. Ze zijn in zekere zin zelfs wenselijk. Een afwijking geeft immers de orde of het ordenend principe pas zijn werkelijke betekenis. De afwijking vormt de uitzondering die de regel bevestigt. Alleen door de aanwezigheid van een slecht deel kan het goede deel als zodanig geïnterpreteerd worden. Door het tonen van haar relativiteit wordt in het contrast de kwaliteit pas echt duidelijk.
Venturi legt in zijn beschouwing van de architectuur, in tegenstelling tot Rossi, sterk de nadruk op de perceptie en de vraag hoe architectuur wordt ervaren en op de beschouwer overkomt. Venturi's beschouwing is vooral een beschouwing over verschijnselen die een bepaalde betekenis hebben of kunnen krijgen. De benadering van Venturi zou je een semiologische benadering kunnen noemen terwijl de benadering van Rossi daarentegen als syntactisch getypeerd zou kunnen worden.
Bij een semiologische benadering wordt een onderscheid gemaakt in het teken (de betekenisdrager) en de betekenis (de interpretatie van het teken). Venturi gaat in het tweede boek dat hij (in samenwerking met anderen) geschreven heeft, " Learning from Las Vegas" 6, vooral in op betekenis en de vraag hoe deze via het gebouw overgedragen kan worden. Hij stelt dat vooral in deze tijd vorm en betekenis niet altijd meer samenvallen maar dat ze ook onafhankelijk van elkaar kunnen bestaan. Venturi introduceert het begrip "decorated shed " als een gebouw waarbij de betekenisdrager (de gevel, het uiterlijk) geen verband houdt met de vorm, structuur en funktie van het gebouw.
" Complexity and Contradiction in Architecture " (het eerste boek van Venturi) handelt daarentegen vooral over het teken dat de capaciteit heeft verschillende betekenissen te genereren. Venturi doet uitspraken over het teken (i.c. het gebouw, de architectuur) maar laat zich niet uit over de betekenis(sen) die het teken kan hebben. Hij constateert slechts dat de architectuur verschillende betekenissen heeft of kan hebben en dat daaraan tegemoet gekomen moet worden. De architectuur (het teken) moet daarom complexiteit, contradictie en dubbelzinnigheid in zich dragen om in de loop der tijd (verschillende) betekenissen te kunnen aannemen waardoor de architectuur haar waarde kan behouden. Complexiteit en contradictie is daarmee geen doel op zichzelf maar een middel om de levensvatbaarheid en de betekenis van de architectuur te garanderen.
3
Rossi en Venturi belichten op zeer uiteenlopende wijze en vanuit een geheel andere achtergrond de architectuur. Hun theorieën vertonen dan ook zeer grote verschillen. Beide theorieën spreken mij aan. Ik denk dat zowel Rossi als Venturi zeer wezenlijke dingen over architectuur naar voren brengen. Beider theorieën sluiten elkaar niet uit. Integendeel, de theorieën van Rossi en Venturi vullen elkaar naar mijn idee goed aan; ze kunnen als elkaars complement gezien worden.
Rossi en Venturi kwamen vrijwel gelijktijdig maar op een geheel andere wijze met een reactie op (de armoede van) het functionalisme naar buiten. Rossi plaatst de architectuur weer in haar stedelijke en historische context. Venturi legt in de architectuur de nadruk op de veelvormigheid en het pluralisme die de moderne tijd kenmerken. Hun argument is echter in beide gevallen visueel. Zowel Rossi als Venturi erkennen het primaat van de vorm (i.c. de tastbare realiteit of de verschijning van het gebouw). Beiden geven aan dat de vorm als autonoom gegeven een bestaansrecht heeft, niet als doel op zichzelf maar als generator van mogelijkheden. De vorm (i.c. de architectuur) maakt functie, betekenis en verbeelding mogelijk. Venturi parafraseert in dit verband het adagium van Sullivan: " form evokes funktion ".7
Maar ook Rossi keert het functionalistische uitgangspunt om: "I believe that we will not transcend functionalist theory until we recognize the importance of both form and the rational process of architecture, seeing in form itself the capacity to embrace many different values, meanings and uses."8
Beiden zijn er zich van bewust dat de vorm als vertrekpunt de meeste mogelijkheden biedt en de beste basis vormt voor een architectuur die een blijvende belevenis is en veranderingen kan volgen waardoor de architectuur haar waarde en betekenis kan behouden. Rossi en Venturi wijzen bovendien op de betekenis van het onderscheid; het onderscheid dat Rossi en Venturi missen in de moderne stad resp. het functionalistische gebouw. Het functionalisme stond alleen het onderscheid in vorm en beeld toe als het gebruik of de doelmatigheid dat vereisten. Rossi en Venturi maken echter duidelijk dat het onderscheid ook zijn betekenis heeft als het niet (direct) te herleiden is tot het gebruik. Beiden geven aan dat een afwijking of onderbreking van een bepaalde orde of structuur (m.a.w. het onderscheid) zijn waarde heeft doordat het verschillende en niet te voorspellen mogelijkheden biedt of zal bieden voor beleving en gebruik. Voor Rossi vertegenwoordigt het monument het onderscheid in de stad. (Steden onderscheiden zich vooral door hun monumenten. Bovendien kennen we steden vaak van hun monumenten). Voor Venturi ligt het onderscheid voornamelijk besloten in complexiteit en contradictie.
Ik heb het idee dat deze twee standpunten niet wezenlijk van elkaar verschillen. Is het monument immers niet het betekenisvolle onderscheid in het stedelijk weefsel (de structuur van de stad) waardoor complexiteit en contradictie op stedelijke schaal ontstaat? Rossi en Venturi zijn zich ervan bewust dat de afwijking of het onderscheid alleen in relatie tot een geheel zijn waarde krijgt. Een stad kan niet alleen uit monumenten bestaan en een overmaat aan complexiteit en tegenstellingen werkt niet. Het onderscheid heeft het geheel (een structuur) nodig maar ook het omgekeerde is waar. Een geheel zonder afwijking of intern onderscheid is voorspelbaar en monotoon. Het onderscheid (de afwijking van de orde) geeft het geheel (de orde) een meerwaarde, d.w.z. een kwaliteit. Het bepalen van het juiste onderscheid is de taak van de architect. De architect stelt zich niet tevreden met het maken van cliché's. Maar wat is een juist onderscheid? Die vraag is te algemeen om beantwoord te kunnen worden. Het antwoord vraagt om verbeelding en specifieke aandacht voor de context.
Maurits Cobben
noten:
1. A.Rossi, The architecture of the city, (Opposition books, the MIT Press, Cambridge, Massachusetts, and London, England, 1982 eerste druk: L'Architettura della citta, 1966).
2. Ik ga op de eerste betekenis van de stedelijke elementen (hun betekenis als onderdeel van een geheel) in omdat vooral de verhouding stad-gebouw en de struktuur en opbouw van de stad mij interesseren. De typologie (hoewel belangrijk in Rossi's theorie) is in dit essay minder relevant.
3. R.Venturi, Complexity and Contradiction in Architecture (The museum of modern art papers on architecture, New York, 1977, eerste druk 1966).
4. ibid. , pag. 16
5. ibid.
6. R.Venturi, D.Scott Brown, and S.Izenour, Learning from Las Vegas (The MIT Press Cambridge, Massachusetts and London, England, 1972).
7. R.Venturi, op.cit. , zie noot 12, pag.34
8. A.Rossi, op.cit. , pag. 118